‘In fase 1 bepaal je of je de wind in de zeilen hebt’

“Het ontwikkelen van warmtenetten is een complex proces met veel afhankelijkheden, belanghebbenden en veranderingen van mensen en situaties”, aldus collega Ewald Slingerland in zijn blog ‘Denk groot, doe klein’. Vele factoren bepalen het succes of het vastlopen van een ontwikkeltraject.

 

Greenvis heeft de afgelopen jaren op meerdere plekken in het land alle stappen van het ontwikkelproces doorlopen, van geothermieprojecten in kassengebieden tot benutting van warmte uit oppervlaktewater voor bestaande laagbouwwoningen. Maar ook vele andere partijen deden gisteren en doen vandaag en morgen waardevolle leerervaringen op in een veelheid aan situaties.

Wat als we de belangrijkste lessen hieruit nu eens kunnen inzetten op nieuwe plekken in fase 1? Sommige zaken zijn uiteraard niet te voorzien, maar andere zaken kun je prima inschatten op basis van nationale open data of lokaal specifieke gegevens, in combinatie met slimme algoritmes. Om deze reden zeg ik vaak dat fase 1 een mini-versie is van de gehele warmteontwikkeling: als je het slim aanpakt, kun je al vroeg valkuilen voorspellen en juist inzetten op de meest kansrijke gebieden.

“Fase 1 is in feite een mini-versie van de gehele warmtenet-ontwikkeling. Je moet nadenken over redenen waarom een ontwikkeling verderop kan gaan slagen of juist vastlopen.”

Het precieze doel van deze fase is verschillend voor partijen. Voor warmtenet-exploitanten is het waardevol om te weten waar de beste kansen liggen voor warmtenetten, terwijl gemeenten willen weten welk aardgas-alternatief in elke buurt of wijk de beste oplossing is. Provincies en RES-kerngroepen willen aanwezige duurzame warmtebronnen op een verstandige manier alloceren (elke duurzame GJ kan maar één keer worden uitgegeven). De rijksoverheid wil weten welke subsidiemodellen en andere beleidsinstrumenten ons het goedkoopst, dan wel snelst, van het aardgas kunnen afhalen.

Al deze vraagstukken verschillen en overlappen elkaar. Een combinatie van tools is nodig om op elke schaal slimme antwoorden te kunnen geven. Het landelijk erkende Vesta model is sterk in het evalueren van de effecten van beleidsinstrumenten en het vergelijken van alternatieven voor aardgas, op basis van techno-economische parameters. Wil je als gemeente ook obstakels zoals sociale weerstand of stroeve bestuurlijke besluitvorming voorkomen, dan moet je een breder palet aan factoren in acht nemen. Hiertoe hebben we het Afwegingskader Warmtenetbuurten ontwikkeld, dat ook zaken als sociaal draagvlak, eigenaarschap en uitrolsnelheid in afweging neemt. Tenslotte is een warmtenet ook een bedrijfsmatige onderneming die rendabel moet zijn. Om dit snel te kunnen inschatten zijn tools als de Greenvis warmtekansenmeetlat ontwikkeld, waarmee businesscases voor verschillende scenario’s snel kunnen worden doorgerekend.

De veelheid aan factoren, tools en opties dwingen ons en onze klanten ertoe om al heel vroeg in het ontwikkelproces (fase 1) goed na te denken wat de belangrijkste doelen zijn. Wil je een aardgasvrij eindbeeld waarin de totale maatschappelijke kosten zo laag mogelijk zijn? Of zijn de kosten bij de eindgebruikers het belangrijkste? Wil je zo veel mogelijk van de warmtetransitie aan de vrije markt overlaten, of wil je als gemeente of provincie ingrijpen in de markt door afspraken te maken met warmtebedrijven, subsidies te verlenen of te participeren? Pas als je antwoord hebt op zulke vragen, kun je een analyse maken met behulp van de beschikbare tools. Met de resultaten hiervan ben je vervolgens in lijn met de lange termijn doelen en heb je de wind in de zeilen.