Veni Vidi Vesta

In september ontvangen alle gemeenten het Vesta MAIS model. Wat berekent dat model? En wat is de doelgroep van de analyses? Wat kun je er wel en niet mee? Hans legt het uit.

 

Alle gemeenten hebben uiterlijk in 2021 een Transitievisie Warmte. Daarin staat onder andere wanneer welke wijk van het aardgas afgaat, en voor de startwijken (die voor 2030 aan beurt zijn) hoe dat gaat gebeuren. Hiervoor wordt op veel plaatsen het landelijk Vesta model gebruikt, dat aansluit op de Leidraad voor gemeenten van het Planbureau voor de Leefomgeving. De technische analyse laat vanuit een breed perspectief zien hoe de huidige situatie gekoppeld is aan potentiële warmtebronnen en welke technieken hiervoor gebruikt worden. Voor de verschillende wijken wordt een theoretisch optimum gegeven betreffende de keuze voor technieken. In september 2019 worden de uitkomsten van de Startanalyse aan iedere gemeente beschikbaar gesteld.

Wat berekent het Vesta model?

Het ruimtelijk energiemodel Vesta berekent het energiegebruik en de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving (onder andere woningen, kantoren, winkels en ziekenhuizen) en de glastuinbouw voor de periode tot 2050. De gevolgen van de verschillende (warmte)opties op buurtniveau en het inzicht in maatschappelijke kosten worden hiermee duidelijk.

Het potentieel en de kosten van zowel gebouwmaatregelen (zoals isolatie en warmtepompen) als gebiedsmaatregelen (zoals warmte- en koude netten gevoed door onder andere restwarmte uit de industrie, geothermie en warmtekoudeopslag) kunnen integraal worden doorgerekend. Hierbij kunnen de effecten op de vermeden CO2-uitstoot, energiegebruik, investeringskosten en financiële opbrengsten van actoren in kaart worden gebracht. Het model richt zich op technisch-economische factoren die voor de besluitvorming, naast sociale factoren, van belang zijn.

Wat is de doelgroep van de analyses?

De doelgroep zijn aardgasvrije wijken in de gemeenten, specifiek om het afwegingsproces te ondersteunen en te objectiveren. Niet alle gemeenten hebben dezelfde informatie beschikbaar en daarmee kan het Vesta model gemeenten en decentrale overheden snel op gang brengen. Bijkomend voordeel is dat alle modellen van alle gemeenten gezamenlijk nationaal optelbaar en navolgbaar zijn en gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke aanpak (efficiency, kwaliteit, transparantie, draagvlak).

Wat biedt het model wel en wat niet?

Vesta is al sinds 2011 in gebruik als leidraad voor gemeenten in de regionale energiestrategie. In het afgelopen jaar is er een significante ontwikkeling doorgevoerd. Niet alleen zijn de warmtevraag en de aardgasvrije oplossingen per wijk toegevoegd, ook kengetallen voor de economisch gunstigste oplossing zijn geactualiseerd naar kengetallen in de wetenschap van nu. Het model biedt inzicht in keuzes voor aardgasvrije oplossingen, maar de keuze voor een alternatief is aan de gemeente zelf. Hetgeen wat ontbreekt in het model zijn de participatie en communicatierichtlijnen, hetgeen een belangrijk aspect is bij de aardgasvrije transitie. Het gebruik van Vesta is niet verplicht. Het Rijk werkt momenteel wel aan voorwaarden voor de besluitvorming omtrent aardgasvrije wijken. De Leidraad (Vesta analyse) ondersteunt dit.

Conclusie

Greenvis heeft in de loop der jaren eigen werkmethodieken en oplossingen ontwikkeld om collectieve duurzame warmtenetten te berekenen. Hier zijn stapsgewijs alle besluit kwadranten (technisch, economisch, bestuurlijk en sociaal) aan toegevoegd. Greenvis werkt momenteel met het Vesta model om in gemeenten warmtevisies op te stellen en voegt de eigen opgebouwde expertise aan het Vesta model toe. Het model is een prima basis voor een eerste verkenning, waarbij naderhand een verdere verdieping op uitgewerkt kan worden. Het is belangrijk dat gemeenten met minder ervaring niet alleen een handvat krijgen door middel van het model, maar juist de begeleiding en kennis krijgen om ermee aan de slag te gaan. Hier ligt voor ons allen de uitdaging om gezamenlijk in Nederland de warmtetransitie te realiseren.