Down the rabbit hole, up the bird’s nest
Landelijk hebben we de ambitie om aardgas uit te faseren. Globaal zijn er drie alternatieven: collectieve warmteoplossingen, all-electric systemen en groen gas. Warmte laat zich minder makkelijk vervoeren dan gas en elektriciteit, dus is het essentieel om deze lokaal op te wekken. Daarom pleit Christiaan van Soest voor meer aandacht voor zonnecollectoren op daken.
Down the rabbit hole
“Kunnen we de restwarmte van industrie gebruiken om woningen mee te verwarmen?”. Toen ik deze vraag vijf jaar geleden hoorde, vond ik het direct een intrigerende vraag. Daarom ben ik me steeds meer gaan verdiepen in de complexiteit van de warmtetransitie. “Down the rabbit hole”, zou je kunnen stellen.
Hergebruik van (industriële) restwarmte lijkt op papier een simpele en elegante oplossing. In de praktijk blijkt het echter complex om de handen op elkaar te krijgen. Dat is natuurlijk geen verrassing: als iets makkelijk zou zijn, dan was het al wel gedaan.
Houd zicht op de aanleiding
Maar hoe interessant het ook is om de inhoud in te duiken, het blijft belangrijk om zicht te houden op de achterliggende aanleiding: in Nederland willen we ons energieverbruik verduurzamen. De energie, zoals we die verbruiken in onze woningen, is daar onderdeel van. In de gemiddelde Nederlandse woning zit de bulk van ons energieverbruik in fossiel aardgas. We koken vaak op aardgas en met onze cv-ketels verwarmen we water voor ruimteverwarming en douchen.
Een bird’s eye
Sinds enige jaren is het de landelijke ambitie om aardgas uit te faseren. Dat impliceert dat er een alternatief moet komen om te voorzien in onze warmtebehoefte. Als adviseur vind ik het belangrijk om alle alternatieven te overzien en een zogenaamd bird’s eye-overzicht te hebben. Globaal gezien zijn er drie alternatieven voor aardgas: collectieve oplossingen, all-electric systemen en groen gas. Zonder te verzanden in vergelijkingen hebben deze alternatieven hun eigen voor- en nadelen. Ook zal elk alternatief voor aardgas onze maatschappij geld kosten.
Figuur 1: Een zonnecollector (linksboven) gecombineerd met PV-panelen
Warmte versus elektriciteit
Algemeen bekend is dat warmte zich minder makkelijk laat vervoeren dan gas en elektriciteit. Dat is een van de redenen waarom we geen landelijk warmtenet hebben. Daarom wil je warmte zo dicht mogelijk bij de afnemer produceren, bijvoorbeeld met zonnecollectoren op daken. Elektriciteit laat zich juist makkelijker transporteren. De productie ervan kun je dus op meer afgelegen locaties plaatsen, zoals offshore windmolenparken. Toch lijkt de overheid een voorkeur te geven aan PV-panelen op lokale daken.
Figuur 2: De basiswarmtebehoefte is de bodem van de badkuipcurve,
ofwel onze dagelijkse warmtevraag in de zomer
Verdienen lokale zonnecollectoren meer aandacht?
De overheid zou de inzet van zonnecollectoren op daken meer moeten ondersteunen. Daarmee kunnen we lokaal voorzien in onze basiswarmtebehoefte en worden we minder afhankelijk van de aanvullende warmteoplossing, of dat nu een warmtenet, warmtepomp of groen gas is. Bijkomend voordeel is dat voor zonnecollectoren geen zeldzame materialen nodig zijn. En als we lokaal hebben voorzien in onze basiswarmtebehoefte, dan pas moeten we kijken hoeveel PV-panelen daar nog bij kunnen. Want uiteindelijk moeten we zo slim mogelijk omschakelen naar een duurzame samenleving.